Niet op elke boerderij zijn dezelfde dieren!
Maar deze dieren zie je het meest op een boerderij:
Paarden/pony, varken, koeien, ezels, kippen, hanen, ganzen, eenden, honden, katten, konijnen, cavia, geiten, schapen, lammetjes, hangbuikzwijn, bok en misschien nog veel meer

Vleesveehouderij

De vleesveehouder heeft dieren die van zichzelf heel vlezig zijn. Hij zorgt ervoor dat ze een uitgekiend menu voorgezet krijgen, zodat ze gezond zijn en goed groeien. Vleesveehouders die zelf niet genoeg land hebben om het voedsel voor hun dieren te telen, kopen dat bij een dier voeder fabriek. De veehouder verkoopt de mest van de dieren aan een boer die dit kan gebruiken voor de bemesting van zijn land. De vleesveehouder fokt zijn dieren zelf of hij koopt ze bij een gespecialiseerd bedrijf. Als het vleesvee zwaar genoeg is, wordt het verkocht aan een slachterij.

 

Pluimveehouderij

Bij de pluimveehouder is het meestal een gekakel van jewelste. Hij heeft in zijn stal vele duizenden kippen. Ze leven op de grond van de schuur, zitten in kooien of hebben een stal met een uitloop naar buiten. De legpluimveehouder heeft een sorteerruimte in zijn stal, waar hij de eieren kan sorteren. Die worden daarna verkocht aan een handelaar of ze worden in een fabriek verwerkt in bijvoorbeeld mayonaise, snoep of cake. De dieren van vleespluimveehouders gaan naar de slachterij. Bijna alle pluimveehouders kopen het voer voor hun dieren bij een dier voeder fabriek.

 

Melkveehouderij


De melkveehouder is de grootste graslandbezitter van Nederland. Hij gebruikt zijn weilanden om van voor- tot najaar zijn koeien op te laten grazen. Maar ook om voer voor de winter van te oogsten. Hoe beter het gras, hoe beter dat is voor de melkproductie. De koeien leveren met de melk de grondstof voor kaas en andere zuivelproducten. Op een melkveehouderijbedrijf draait het ook om geboorte. Een koe geeft namelijk alleen melk als er een kalf is geboren. Daarom zorgt de boer dat de koe elk jaar zwanger wordt.